Inmiddels is de 61-jarige Rinnooy Kan alweer vijf jaar verbonden aan de SER. Vanuit deze positie adviseert hij kabinet en parlement over sociaal-economische onderwerpen, maar heeft hij tevens een goed overzicht over de kansen en gevaren van Nederland. Dus is de vraag legitiem: hoe staan we er als land voor? ‘Het gaat niet slecht met ons, bepaald niet. Binnen Europa doen we het economisch relatief goed, hoewel we in absolute zin nog wel een crisis te verwerken hebben. Maar we horen bij de topeconomieën van Europa, dat zie je ook aan de waardering van Nederland op de internationale kapitaalmarkt. Verder zie je dat wij in allerlei ranglijsten nog steeds hoog genoteerd staan, zo bekleden we op de concurrentie-index bijvoorbeeld de 8e ste plaats, dus we staan zeker niet aan de rand van de afgrond.’
Welvarend land
Volgens Rinnooy Kan heeft Nederland de mondiale kredietcrisis goed doorstaan. ‘Onze economie is flexibeler gebleken dan menigeen aanvankelijk had gedacht. En daarnaast hebben we met bijvoorbeeld de WW deeltijduitkering een instrument gecreëerd dat ondernemingen in staat stelde de crisis te doorstaan, zonder daarvoor hoog opgeleide medewerkers tijdelijk te moeten ontslaan. Tegelijkertijd hebben we de buffer van onze economie – onze ZZP’ers en Europeanen van elders – maximaal benut om de officiële werkgelegenheidscijfers goed in de hand te houden.’ Dat Nederland hierin voortreffelijk is geslaagd, bewijzen de meest recente werkloosheidspercentages. Ligt het gemiddelde in Europa op 10,5%; ons land kent slechts een officieel percentage van 4%. Toch draagt ook Nederland een forse schuldenlast met zich mee, weet Rinnooy Kan. ‘Zeker, deze is groter dan ooit, maar niet groter dan wij als welvarend land aankunnen. Daarom wordt er nu dusdanig gebudgetteerd dat deze last in de komende jaren behoorlijk zal teruglopen.’
Ambities in de ijskast
Toch is bezuinigen – daar zet het kabinet vooral op in – niet het absolute toverwoord, vindt deze D66’er. Conform het standpunt van zijn politieke partij, zet Rinnooy Kan tevens in op stimulering van de kenniseconomie in Nederland. ‘Een diepte investering in kennis zou op termijn de meest rendabele keuze zijn. Wat dat betreft, vind ik het jammer dat dit kabinet daar anders over denkt. Het bedrag dat de overheid nu aan innovatie besteedt, is absoluut ontoereikend en gaat er niet voor zorgen dat haar eigen doelstelling om tot 2020 elk jaar 12 miljard in de kenniseconomie te investeren, gerealiseerd wordt.’ Met als gevolg dat Nederland zijn ambitie – om tot de top 5 van de wereld te behoren als duurzame, toonaangevende kenniseconomie – voorlopig in de ijskast kan zetten. En dat betreurt Rinnooy Kan. ‘Als ik kijk naar onze ontwikkeling op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatief ondernemerschap, dan zie ik meerdere indicatoren nu op rood staan; oftewel op deze deelgebieden gaan we onze verwachtingen niet inlossen.’ De oorzaak is deels terug te brengen tot een politieke keuze. ‘Maar niet alleen “Den Haag” laat een steek vallen, ook de investeringen vanuit de publiek/private sector in kennis vallen tegen. Zo besteden Nederlandse ondernemingen gemiddeld vooral weinig aan onderzoek. Voor een verklaring zoekt Rinnooy Kan het primair in de samenstelling van onze bedrijven. ‘Wij hebben een grote dienstensector; in de regel is deze minder kennisintensief gericht. Verder valt op dat de grootste investeringen in R&D door met name grote multinationals worden gepleegd, vaak buiten onze landsgrenzen. Voor zover (middel)grote ondernemingen zich in ons land op dit gebied profileren, zijn dat uitzonderingen, zoals Danone, dat in 2007 Numico overnam en juist bewust in Nederland haar onderzoeksplant verder uitbreidt.’
Instroom buitenlands talent
Naast investeren, moet Nederland munt slaan uit haar goede positie als internationale handelspartner. ‘We hebben met de Rotterdamse haven, maar ook met Schiphol, onze infrastructuur en vooral met onze “open mind-setting” een aantal cruciale pluspunten in vergelijking tot andere landen. Tegelijkertijd maak ik mij juist in dit verband zorgen over integratie, en dan vooral over hoe wij omgaan met de instroom van buitenlands talent. Onze huidige politieke cultuur stimuleert dit allesbehalve, terwijl Nederland van oudsher een land is, waarin mensen van buiten onze landsgrenzen een positieve bijdrage leveren aan creatief- en kennisintensief ondernemerschap. In weerwil van wat anderen beweren, staan we nu wederom aan de vooravond van zo’n trend. Ruim 40% van onze Turkse en Marokkaanse jongeren, stroomt op dit moment door naar HBO en WO. Die gaan straks een geweldige toekomst tegemoet; een toekomst die juist voor ons land ook veel perspectief biedt. Deze groep verdient daarom deze kans, want geef je hen de indruk dat ze hier niet welkom zijn, dan vertrekken ze en loopt er veel kennis weg, zomaar.’
Levenslang leren
De woorden van Rinnooy Kan klinken goed door. De immer gedistingeerde bestuurder beschikt over het talent om op een rustige toon, zijn “pointe” nadrukkelijk te maken. Zoals zijn zorg voor- en over de oudere werknemer. ‘We worden ouder, dus werken we langer door. Maar hoe halen we het maximale uit deze groep? Als we hen langs de meetlat leggen van de prestatiegerichte dertiger/veertiger, dan is de uitslag voorspelbaar. Betekent dit dat de oudere werknemer volstrekt nutteloos is? Nee, integendeel. Zijn of haar ervaring, wijsheid en inzicht is juist een pré, mits je als bedrijf deze kwaliteiten wilt en kunt benutten. Daarvoor is veranderen als organisatie, essentieel. Slaag je daar in, dan realiseer je een flinke voorsprong op je concurrenten.’ Rinnooy Kan heeft in dit verband niet alleen een advies voor werkgevers. ‘Ook van werknemers vergt dit een aanpassing. Van hen wordt meer dan ooit gevraagd mee te gaan met deze tijd, zich blijvend te ontwikkelen, ook op hoge leeftijd. De 21e samenleving is er namelijk een geworden van levenslang leren, heerlijk toch!’
De opmerking zegt alles over deze 60-plusser, die over zijn persoonlijke toekomst geen concrete plannen heeft. ‘Ik voel mij als een vis in het water bij de SER en prijs mij gelukkig dat ik vanuit deze positie een relevante bijdrage kan leveren voor het verbeteren van onze sociaal-economische samenleving. En zolang ook ik mij blijf ontwikkelen, hoop ik dit nog jaren te mogen doen!’