“De kansen liggen in Utrecht voor het oprapen. Met haar bloeiende kenniseconomie en kwalitatief uitstekend onderwijs, maar ook met haar bruisende cultuursector, de centrale ligging en de creativiteit in de stad, heeft Utrecht goud in de handen. De stad moet het echter nog wel verzilveren.” Bovenstaande quote staat centraal in het rapport van PwC naar de kracht en strategie van de stad Utrecht. De overhandiging aan burgemeester Wolfsen in juli jl. vormde tevens de start van de Utrechtse Development Board (UDB). Voorzitter van dit onafhankelijke adviesorgaan is Trude Maas- de Brouwer. De 62-jarige wil verbinden en stimuleren en vervolgens aansprekende resultaten boeken.

Haar entree in de UDB was voor velen een verrassing. Als o.a. voorzitter van de Raad van Commissarissen van Philips Nederland, ex-senator voor de PvdA en als lid van de Raad van Commissarissen van ABN AMRO, vertoeft Maas doorgaans in landelijke kringen. ‘Dat ik in deze boot ben gestapt, heeft vooral met mijn liefde voor de stad te maken. Ik zie het als een logisch uitvloeisel van mijn verbintenis met Utrecht. Daarbij ben ik bovenal reëel: Nederland staat rood en niet zo’n klein beetje ook. De staat is blut, gemeenten zitten dus ook op zwart zaad. Voorlopig hoef je vanuit de lokale overheid weinig financiële injecties in welke vorm dan ook, te verwachten. Dan is het dus aan particuliere partijen om bepaalde taken deels over te nemen. De UDB is zo’n initiatief, waarbij het bedrijfsleven aantoont dat maatschappelijk verantwoord ondernemen een serieus onderwerp is.’ Bovenstaande vormde voor Maas deels de reden waarom ze “ja” zei toen Wolfsen haar dit voorjaar polste voor de functie van voorzitter. ‘Daarnaast zie ik echt kansen, vooral door verbindingen in een netwerk zoals een stad te realiseren. Als ik iets heb geleerd door mijn ervaring in tal van sectoren van de samenleving, dan is het dat er vaak een onvolledig, onjuist en dus negatief beeld bestaat van ambtenaren, ondernemers, bestuurders etc. Meestal het gevolg van een gebrek aan kennis. Door partijen bij elkaar te brengen en ieders talent en expertise daarin centraal te stellen, ontstaat er altijd een verbindend en versnellend effect.’

Cadeaus

Dat Utrecht op dit gebied een flinke achterstand heeft op andere steden waarin Maas actief is geweest, zoals Eindhoven en Rotterdam, is volgens haar te danken aan een gebrek aan noodzaak. ‘Utrecht heeft door haar centrale ligging, haar goede infrastructuur en de aanwezigheid van vooraanstaande onderwijsinstituten- en bedrijven veel “cadeautjes” ontvangen, zonder daar een reele inspanning tegenover te plaatsen. Zo is er te weinig geïnvesteerd in netwerken: lang niet iedereen kent elkaar in Utrecht en weet elkaar dus te vinden. Blijkbaar was dat niet nodig, nu is de urgentie er echter wel.’ Maas verwijst naar de problemen op de arbeidsmarkt: ‘ Vooral jeugdige afgestudeerden vinden steeds minder makkelijk een geschikte baan. Daarvoor moet de aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven veel beter.’ Zo wil de UDB een “Stadslab” creëren, waarin vraag en aanbod – ook op het gebied van stages – dichter bij elkaar komen.

Lokaal leiderschap

Zo concreet als in bovengenoemd voorbeeld, zijn de denkbeelden van de UDB op andere punten (nog)niet of nauwelijks. ‘Ho ho, we zijn nog maar net begonnen, enig respijt is op zijn plaats.’ Maas waakt er wel voor leiding te geven aan een clubje dat een keer per jaar een lijvig en auwelijks leesbaar rapport schrijft en voor de rest uitsluitend wat gezellig vergadert. ‘Integendeel, onze taak is verbinden en stimuleren. Ook zonder subsidie of budget is dat heel goed mogelijk. Daarvoor moet je zowel op zoek naar creatieve- , maar ook realistische initiatieven, als naar lokaal leiderschap. In dat laatste verband geniet ik van zo’n man als Frans van Seumeren, die bereid is zijn nek uit te steken, op één voorwaarde: dat de club zich verankert met de stad en met al haar inwoners. Dat is zijn missie; deze wens komt uit zijn tenen. Anderen zien dit en gaan hierin mee en organiseren allerlei maatschappelijke initiatieven, waarin FC Utrecht haar betrokken gezicht toont. Het is toch geweldig om dit sneeuwbaleffect te versterken door met de club ook de sociaal zwakkere wijken in Utrecht in te gaan en te verlevendigen.’

Lef tonen

Het enthousiasme van deze “import-Utrechtse”, zoals ze zichzelf steevast noemt, is oprecht. ‘Om goud te verzilveren, moet je actiegericht opereren en vooral: lef tonen. Niet wachten op anderen of doen zoals het eerder is gedaan. Nee, durf je te onderscheiden.’ Maas somt op verzoek een aantal voorbeelden op. ‘Bereikbaarheid is een groot probleem in deze regio. Als we allemaal op hetzelfde moment de auto instappen, raken de autowegen naar de kantorenparken overvol en staan we stil. Dat kost tijd, geld en motivatie. Wachten op een oplossing vanuit het Rijk, biedt Utrecht nu geen soelaas. Creëer zelf een antwoord: maak onderling afspraken over hoe laat je als bedrijf, of nog beter: als bedrijventerrein ’s ochtends begint. Rijnsweerd start om acht uur, Papendorp om half negen, Lage Weide om negen uur, etc. Ik weet niet of het reëel is, maar je kunt het toch onderzoeken en proberen? Net zoals telewerken: daar is deze stad als ICT dienstverlener eigenlijk voor gemaakt: “Utrecht: kampioen van telewerken”. Ze vindt het goed klinken; beter dan het huidige imago van de stad. Bescheidenheid is een deugd, maar niet als legitimatie om aan de zijlijn af te wachten. Utrecht mag er zijn; het wordt tijd dat we onze bedrijven, universiteiten, schouwburgen, maar vooral: mensen op de voorgrond plaatsen.’

KADER: “De erfenis de babyboomers”

Naast de UDB is Trude Maas-de Brouwer actief in tientallen andere functies. Als één van de machtigste vrouwen in Nederland, wendt ze haar invloed als onafhankelijk bestuurder en toezichthouder regelmatig aan voor verbetering van het onderwijs, voor de positie van vrouwen in de top van Nederland, voor talentontwikkeling, voor sociaal verantwoord ondernemen, etc. Maas wil de samenleving graag veranderen, verbeteren. ‘De babyboomers hebben ons welvaart bezorgd, maar ze zijn ook verantwoordelijk voor extreme verrijking, machtswellust en verloedering. In dat opzicht laten ze de wereld niet mooi achter.’ Als babyboomer voelt ze zelf zich ook aangesproken. Daarom leunt ze niet achterover en zet ze zich in om achterhaalde patronen en denkbeelden uit de samenleving te weren. ‘Neem de idee dat de staat voor je zorgt, van de wieg tot het graf. Dat is toch absurd. Niemand wil dat; bovendien heeft de overheid haar handen vol aan haar kerntaken: onderwijs, veiligheid en zorg. De burger – de ondernemer – heeft het recht én de plicht om zijn eigen leven in te richten. Dus stop met die regel- en bemoeizucht. Verbetert de toezichthouder de kwaliteit van mijn leven? Nee toch!’