maart 2012, interview Paul Schnabel
Harder en langer werken en vooral met meer mensen: dat is de remedie tegen de huidige economische crisis. Paul Schnabel is uitgesproken, zoals dat past bij een hoge ambtenaar. Hoewel deze 63-jarige directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau genoeg beren op de weg ziet, vertrouwt hij op een goede afloop voor Nederland. ‘We komen er weer bovenop, we hebben geen keuze.’
Nederland zit wéér in een recessie. En dat terwijl een aantal landen om ons heen wel (licht)economisch herstel vertoont. Hoe kan dit en nog relevanter: hoe keren we het tij? Of is dit het begin van een trendbreuk en moeten we onze samenleving leren inrichten zonder economische groei? ‘Dat laatste is eigenlijk geen optie,’ zegt Schnabel. ‘Voor de manier waarop wij leven – en dat al decennia doen – is groei een absolute voorwaarde.’ Maar ook deze universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht kent de problemen die dit in de weg staan: een relatief oude (en kleine) beroepsbevolking, hoge arbeidslonen en een matige concurrentiepositie. ‘Daarom moeten meer mensen aan de slag, harder gaan werken en langer doorgaan.’ Volgens Schnabel is dat zeker mogelijk, hoewel Nederland het in termen van productiviteit bepaalt niet slecht doet. ‘Klopt, onze formele arbeidstijd is met 31 uur per week het kortst van Europa; in Griekenland werken ze gemiddeld 11 uur per week langer, terwijl ze daar op dit moment de grootste economische crisis beleven ooit.’
Pensioen
Op het eerste oog schort het dus niet aan onze effectieve manier van werken. Blijft over: langer werken. ‘Dat we moeilijk doen over het oprekken van de pensioengerechtigde leeftijd is weinig verstandig, maar wel verklaarbaar. Al was het maar omdat de meeste mensen nu niet op 65-jarige leeftijd stoppen, maar als ze gemiddeld 63 zijn. Verwend als we zijn geworden met VUT-regelingen en prepensioen. Deze horde moeten we eerst over om snel door te schakelen naar 66 en 67 jaar.’ Veelgehoorde klacht in dit verband is dat ouderen relatief duur zijn. ‘Inderdaad, en voor economisch herstel is het juist essentieel dat we onze lonen beheersbaar houden. Aan de andere kant, het alternatief dat nog minder mensen de kosten moeten dragen van nog meer mensen, is absoluut ongewenst.’
Oost-Europeanen
Knelpunt hierbij lijkt echter het beperkte aanbod aan arbeid. De werkloosheid in Nederland stijgt de laatste maanden verontrustend. ‘Toch zijn er voldoende banen, anders hadden we al die Oost-Europeanen niet nodig. Maar dat laaggeschoolde werk willen wij niet, in ieder geval niet voor dát loon. Polen en ook Bulgaren en Roemenen doen dat wel, zolang ze in hun eigen land minder verdienen. Als daar echter de economie aantrekt, keren ze terug en laten ze ons achter met een nieuw probleem. Misschien wordt het dan tijd te verhuizen naar Polen….’ Hij zegt het met de nodige relativering en met een grijns op het gezicht. Toch sluit Schnabel een dergelijke uittocht in de komende jaren niet uit. ’60 jaar geleden vertrokken teleurgestelde Nederlanders ook massaal naar Canada, Australië, Brazilië en de VS. Op zoek naar economische groei, naar welvaart.’
ZZP’ers
Dat waren destijds overwegend ondernemende mensen die een nieuw leven begonnen, vaak een bedrijf startten en dààr werkgelegenheid creëerden. Om dit soort mensen zit ons land nu weer verlegen, lijkt Schnabel te zeggen. Maar dan is er geen reden tot klagen; het aantal ondernemers in Nederland is nog nooit zo hoog geweest? ‘Maar dat zijn vooral ZZP’ ers. Het kenmerkende aan hen is dat ze juist geen personeel willen. In die zin belemmeren ze de economische groei.’ Een ander nadeel van kleine zelfstandigen is de geringe bereidheid én mogelijkheid om innovatief stappen vooruit te maken. ‘Omdat er bij hen een andere dynamiek heerst, meer op stabiliteit en continuïteit gericht en minder op creativiteit en vooruitgang.’ Toch vindt hij de trend tot verzelfstandiging van mensen, erg positief. ‘Ik juich elk initiatief toe waarbij mensen minder nadrukkelijk leunen op de zorgende overheid en kiezen voor hun eigen perspectief, hun eigen toekomst.’
Nederland
En die toekomst, die is er, ook in Nederland. ‘Onze economie hapert nu, mede omdat we nalaten een aantal cruciale keuzes te maken op het gebied van onderwijs, zorg, huizenmarkt, pensioenen, maar ook duurzaamheid. Tegelijkertijd zie ik in tal van sectoren kansen om ons land verder te onderscheiden. Onze kennis en kwaliteit op het gebied van landbouw, water, logistiek, infrastructuur en communicatie is uniek.’ Volgens Schnabel is het vooral een kwestie van visie, lef en leiderschap. ‘De randvoorwaarden voor economische groei zijn er: ons onderwijsniveau, onze internationale handelsgeest en onze logistiek, onze – echt waar – gematigde bureaucratie, maar ook ons vermogen om snel te schakelen en te handelen…. nee, de rol van Nederland is nog niet uitgespeeld.’
Utrecht
En dat geldt volgens de Utrechter tevens voor deze regio. De parallel met het land is opvallend; ook de Domstad bevindt zich de laatste jaren in een economisch dal. ‘Maar ook Utrecht heeft voldoende aanknopingspunten, zoals de centrale ligging, het hoge opleidingsniveau van haar bevolking, de infrastructuur, de cultuurhistorische binnenstad en het winkelgebied.’ Toch lijkt een aantal van deze onderscheidende kenmerken in een veranderende samenleving minder waardevol te worden. ‘Steeds meer mensen kopen inderdaad via internet; shoppen is vooral “windowshoppen” geworden. Winkeliers zonder webshop krijgen het zwaarder, de leegstand die je nu al in winkelcentra ziet, is structureel.’ Zoals Schnabel ook somber is over de toekomst van bedrijventerreinen. ‘De kantoorfuncties krimpen verder, waardoor er steeds minder behoefte is aan vaste kantoorruimte. Bovendien zorgt de hoge omloopsnelheid van bedrijven voor minder lokale betrokkenheid en maakt de kans op verpaupering groter. Daarnaast is er in het verleden te veel gebouwd en is er nu een structureel overschot. Helaas ook in Utrecht, hoewel het vestigingsklimaat van deze regio voor tientallen bedrijven terecht aantrekkelijk blijft. Alles draait uiteindelijk om de kwaliteit van leven en werken.’
Afscheid
Deze laatste uitspraak brengt het gesprek als bijna vanzelfsprekend op zijn toekomst. Over een jaar gaat hij met pensioen, na een carrière van ruim vier decennia, waarvan bijna 15 jaar als directeur van het SCP. ‘Op een gegeven moment heb je het gevoel alles al een keer meegemaakt te hebben, dan overheerst het herhaal-effect en worden discussies en trends voorspelbaar. Dat is een signaal.’ Daarom neemt hij afscheid, hoewel hij door zijn talrijke nevenfuncties en commissariaten maatschappelijk actief en betrokken blijft. Dáárom ook weet hij dat de economie uiteindelijk weer gaat groeien. ‘Omdat wij al diverse keren bewezen hebben het vermogen te bezitten om ons aan te passen aan veranderende omstandigheden. Als het moet, zijn we in staat de tering naar de nering te zetten. We hebben geen keuze.’